Spinnerij Gerhard Jannink en Zonen

Aan de Haaksbergerstraat bevindt zich de voormalige textielfabriek (spinnerij) van Gerhard Jannink en Zonen, tegenwoordig bekend als het “Jannink complex”. De stoomspinnerij werd in 1900 naar Engels voorbeeld, de zogenaamde Lancashire stijl, gebouwd. De architect was de Engelsman Sidney Stott, die in heel Twente diverse textielfabrieken heeft ontworpen. Ook verzorgde hij zoals in die tijd gebruikelijk was de complete inrichting van het pand met machines uit Lancashire. Reden tot deze bouw was dat de aan de Zuiderhagen gelegen fabriek van Jannink, gesticht door lakenkoopman Egbert Jannink in 1819, door brand totaal was verwoest. De in de 19e eeuw gebruikelijke houtbouw in combinatie met het extreem brandbare katoen was niet bepaald een gelukkige combinatie voor het voorkomen van grote branden. Voor de nieuwe fabriek werd daarom het Engelse bouwconcept gebruikt met vuurvaste draag- en plafondconstructies, sprinklerinstallaties en brandtrappen. Kenmerkend voor het gebouw is de grote "watertoren" in het midden naar een ontwerp van architect H.Reijgers. Deze toren had naast de opslag van bluswater diverse andere functies: hierin bevonden zich namelijk ook de representatieve entree, het trappenhuis, de liftschacht (goederenlift) en de overbrengingen van de stoommachine. Na 1900 zijn er nog enkele grote verbouwingen geweest. In 1902 is aangrenzend een grote weverij gebouwd waarin zich 567 weefgetouwen bevonden, en de stoomspinnerij die oorspronkelijk twee verdiepingen had is in 1911-1912 met een derde verdieping uitgebreid. In de tweede wereldoorlog heeft de fabriek tijdens een bombardement op 22 februari 1944 grote schade opgelopen. In 1967 werd het bedrijf gesloten.

Tegenwoordig staat de fabriek op de monumentenlijst als rijksmonument. Van de aangrenzende weverij, die in de jaren 80 door brand is verwoest, staat alleen de voorgevel nog overeind en deze is nu een gemeentemonument. Na een grondige renovatie in 1982 is de fabriek in gebruik als appartementencomplex. Op de begane grond was lange tijd het textielmuseum Jannink gevestigd (voorheen Twents-Gelders Textielmuseum in de Blijdenstein villa “De Bank“ aan de Espoortstraat). Dit museum heeft in 2007 haar deuren gesloten en de collectie is overgeplaatst naar het nieuwe museum “Twentse Welle”.

Textielfabrieken Menko

In 1830 vestigde Jacob Izaks Menko (1798-1869) zich in Enschede. Twee van zijn zonen werden van grote betekenis voor de ontwikkeling van de textielindustrie in Enschede. Salomon Jacob Menko (1836–1909) bouwt vanaf 1886 aan de Molenstraat een fabriek, die steeds verder uitgebreid wordt. Na een grote brand in de fabriek aan Molenstraat wordt rond 1900 de fabriek verplaatst naar de Kottendijk, aan de spoorlijn naar Oldenzaal. Tussen de beide oorlogen komt er echter een einde aan de bloeiperiode van deze fabriek. Zijn broer Nathan Jacob Menko (1839-1921) is het succesvolste van de beide broers. Hij begon evenals zijn broer en vader als opkoper van katoenafval en kwam zo in contact met de textielindustrie. Vanaf 1856 schakelde hij boerenfamilies in bij het katoenweven door hen thuiswerk te laten verrichten. Van handelaar in afval en fabriqueur, werd Nathan Jacob Menko oprichter-directeur van N.J. Menko in 1856. Hij kocht aan het eind van de 19de eeuw een aantal bestaande fabriekscomplexen aan de Zuiderhagen en de Brinkstraat (Nr. 10-12). Vanaf 1906 begint hij op het Roombeek (tussen de Roomweg, Voortsweg, Hulsmaatstraat en de huidige Lonnekerspoorlaan) met de bouw van een nieuwe weverij en ververij en in 1912 Spinnerij Roombeek. Daarmee werd hij in Enschede een van de meest succesvolle textielfabrikanten. In 1965 werd Menko opgenomen in de KNTU (Koninklijke Nederlandse Textiel Unie), die in 1973 failliet ging. Na het faillissement werd het bedrijf overgenomen door Nino uit Nordhorn, maar ook Nino ging in 1982 failliet. Nu staat alleen nog het opslaggebouw met de karakteristieke watertoren overeind.

Brand Menko 1909

Foto krantenknipsel 27 februari 1909: "De groote brand in de fabriek van de firma N.J.Menko te Enschede; door het actieve en kloeke optreden van de brandweer, die met 12 slangen werkte, bleven de drukkerij, de machinekamer, het ketelhuis en de belendende gebouwen gespaard. Aan de fabriek, die voor ruim F. 600.000,-- was verzekerd, waren ongeveer 350 man verbonden; de firma heeft nog twee andere fabrieken, waarheen een gedeelte der werkloos geworden krachten zijn overgebracht."


Krijgsgevangenen Menko 1919

Foto krantenknipsel 25 januari 1919: "In de fabriek van N.J. Menko te Enschede is de vorige week ten dienste van de krijgsgevangenen een reinigingsinrichting aangebracht; men ziet hierboven een aantal van die vreemde militairen met hun geheele bagage wachtende voor de fabriek."

Bandenfabriek Vredestein

In 1909 start Ir.E.L.C.Schiff in Loosduinen in een voormalige kwekerij genaamd “Vredestein” een fietsbandenfabriek. Het huidige bedrijf Vredestein Banden BV vindt zijnoorsprong in 1946 als de samenwerking tussen Vredestein en de Amerikaanse firma BF Goodrich tot stand komt en er een fabriek in Enschede wordt gebouwd waar in 1947 begonnen wordt met de productie van autobanden. Zie ook het onderschrift op de uit de jaren 50 stammende ansichtkaart hieronder: Nederlandsch-Amerikaansche Autobandenfabriek Vredestein NV. In de jaren 70 kwam het bedrijf door de economische crisis en de oliecrisis in moeilijk vaarwater en de Amerikaanse mede-eigenaar kondigde aan misschien uit Europa te willen vertrekken met de productie. Hierop heeft de Nederlandse Staat zich in 1977 als grootste aandeelhouder ingekocht opdat het bedrijf in Nederland gevestigd zou blijven. In 1991 zijn deze aandelen weer verkocht aan een nieuw opgerichte groep investeerders. Het bedrijf is sinds 1946 gevestigd aan de Ir.E.L.C.Schiffstraat, vernoemd naar de oprichter van de fietsbandenfabriek Vredestein.

Vredestein bandenfabriek