Alfonds Ariëns op het einde van zijn leven en strijd.

Printen

Hij werd benoemd tot kapelaan van de St.-Jacobusparochie in Enschede en spoorde daar in 1889 enkele katholieke wevers aan om een katholieke arbeidersvereniging op te richten. In 1891 gaf hij de aanzet tot de oprichting van de Rooms Katholieke Twentsche Fabrieksarbeidersbond, die hij in 1895 liet opgaan in de katoenbewerkersbond Unitas. Ook richtte hij het Kruisverbond tegen alcoholisme op. Met enkele andere verenigingen ging het Kruisverbond in 1899 op in de federatie Sobriëtas, onder leiding van jhr. mr. Charles Ruijs de Beerenbrouck.

Voor ontslagen arbeiders richtte Ariëns in 1895 te Haaksbergen een coöperatieve textielfabriek op, De Eendracht. In de periode hierna raakte Ariëns in conflict met de RKSP-politicus en eveneens priester Mgr. Dr. Herman Schaepman. In 1894 richtte hij de Koninklijke Leo Harmonie op. De naam verwees naar paus Leo XIII. Diens encycliek Rerum Novarum beschouwde Ariëns als een bevestiging van zijn sociale werk voor de nood van de arbeidersklasse. Toen De Eendracht in financiële moeilijkheden raakte ging Ariëns als vertegenwoordiger van zijn coöperatie werken en ten slotte verkocht hij zijn miskelk ten bate van de fabriek, maar dit mocht allemaal niet baten en het bedrijf moest worden opgeheven.

Op 20 mei 1901 werd Ariëns benoemd tot pastoor in Steenderen. Na zelfmoord van een parochiaan als gevolg van ernstig drankmisbruik gaf hij aan dat het goed zou zijn een r.k. vereniging tegen drankmisbruik op te richten. Hij vond dat de boerenknechten een hoger loon moesten ontvangen en ook moesten ze hetzelfde eten als de boeren. In 1903 was het mede aan zijn inspanningen te danken dat de gemeentearbeiders van Steenderen loonsverhoging kregen en meer vrije dagen.

Na de spoorwegstaking van 1903 werd Ariëns lid van de staatscommissie die toen werd ingesteld en in 1908 bemiddelde hij in een conflict tussen wevers in Goirle en de familie Van Puijenbroek. In 1908 werd Ariëns benoemd tot pastoor in Maarssen. Met de Utrechtse aartsbisschop Henricus van de Wetering kon hij niet goed overweg. Deze bisschop moest weinig hebben van de sociale beweging en vond Ariëns' sociale activisme overdreven. Later prees hij het werk van Ariëns openlijk en zag ook Van de Wetering de noodzaak van activisme ten behoeve van de sociale rechtvaardigheid in.

In 1919 werd pastoor Ariëns benoemd tot Geheim Kamerheer van Paus Benedictus XV en werd zodoende bevoegd de titel 'Monseigneur' te dragen en ook het zogenaamde 'klein paars', een priestertoog/soutane met paarse knopen en biezen, bonnet met roodpaarse kwast. Bij deze gelegenheid kocht de parochie van Maarssen zijn miskelk terug om deze aan Ariëns ten geschenke te geven. De miskelk bevindt zich tegenwoordig in de Maarssense Heilig Hartkerk. Deze kelk gebruikte Ariëns dagelijks om de mis op te dragen.

In 1928 trok Ariëns zich wegens zijn slechte gezondheid terug in een klooster bij Amersfoort, waar hij enkele maanden later op 68-jarige leeftijd overleed. Alfons Ariëns is op Begraafplaats Beeresteijn te Maarssen begraven.