In 1818 vroeg het kerkbestuur aan koning Willem I (pastoor Gerhard Nieuwenhuis uit Oldenzaal leidde ‘de herstelde kudde’ van Enschede ) of de schuurkerk in de stad mocht worden vergroot. Tegelijkertijd werd een verzoek ingediend in de marke Lonneker een kerkje te mogen stichten, want de ruimte op Het Bouwhuis was te klein en onwaardig bevonden. Willem I stemde met beide verzoeken in en schonk voor de kerk in Lonneker zelfs achtduizend gulden. De weinige protestanten in Lonneker verzetten zich heftig tegen een kerkje op ’n Bölt, maar vergeefs, in 1819 kon de bouw beginnen. Het ontwerp was gemaakt door de architect Antonie ten Vergert, die weliswaar in de Langestraat in Enschede woonde, maar geboren was in de marke Lonneker. Hij liet zich inspireren door de neoclassicistische vormen van de zogenoemde Waterstaatskerken, die toen onder architectuur van bouwkundigen van Rijkswaterstaat alom in het land werden gebouwd.19 Waarschijnlijk was het kerkje voor een deel opgetrokken uit bouwmaterialen die bij de afbraak van het klooster Maria Vlucht, even over de grens met Duitsland, nabij Glane, waren vrijgekomen. Veel katholieken uit Lonneker waren daar ter kerke gegaan in de jaren dat het katholicisme verboden was. In 1820 konden de katholieken in Lonneker voor het eerst naar hun eigen kerk. De eerste jaren bleef de geestelijkheid van Enschede de parochie daar bedienen, maar voor catechismusles, dopen, trouwen en uitvaart waren de katholieken op de hoofdkerk in de stad aangewezen.