De ambtenaren van het Duitse douanekantoor zwaaien ons vriendelijk uit, wanneer we weer vertrekken. Slechts zelden kwam het aan de grens tot botsingen. Rumoerige activiteiten van hier gelegerde soldaten of marechaussee kwamen zelden voor. Te paard of in hun uniform maakten ze preventief wei indruk. Zolang er maar geen drugs of "foezel" in het spel was. De aardappeljenever van "Viefhuus" was een bekend ruilobject voor Hollandse kledingstukken. Japonnen kan men vele over elkaar dragen; "schnapps" in een varkensblaas op de rug; en dan een spijker, net als bij "Anton op den bok", in de hak van de schoen en ... een flinke trap in de blaas! Dan liep het vocht er wei uit. En je kon de onschuld uithangen, wanneer commiezen je ergens in het bos betrapten. Dan waren er nog de hondjes, die precies de weg wisten om voor een klein stukje worst het vuile werk voor de smokkelaar te doen. De Twentse Stabij had een bek, waarin precies twee kilo smokkelwaar kon. En een hoedje meer op de hoofden van een damesgezelschap viel ook niet op (als het prijskaartje er maar af was! ).